zaterdag 6 november 2010

Lichtmeten

Van alle belichtingsmogelijkheden die mijn camera's mij bieden gebruik ik voor 99% de "M" (manual) stand. De "M" stand biedt mij namelijk een aantal voordelen:
- Totale controle over de belichting
- Totale controle over de scherptediepte
- Controle over bewegings(on)scherpte
- Consistente belichting van een serie opnames

Geen van de andere mogelijkheden van de camera biedt mij deze mogelijkheden.

Uiteraard maak ik wel eens een uitzondering en gebruik ik "diafragma voorkeur" of "sluitertijd voorkeur", dit meestal wanneer ik te weinig tijd heb om zelf de controle uit te oefenen.
De "P" stand of volledig automatisch gebruik ik eigenlijk nooit. Ik ben er al snel achtergekomen dat de "P" echt niet voor Professioneel staat. In de "P" stand of de automatische stand laat je eigenlijk de beslissing voor een goed belichte opname over aan de voorkeur van een Japanse programmeur.

Ik merk regelmatig dat de automatische of half automatiche standen van de camera gebruikt worden als excuus voor een slecht belichte opname. De fotograaf gaat dan i.p.v. zijn eigen techniek te verbeteren meer op zoek naar een camera die de klus kan klaren.

In de manual stand ben je zelf verantwoordelijk voor het eindresultaat, dus gaat het fout ben je als fotograaf degene die moet gaan zoeken naar de oplossing.

Je zult nu natuurlijk zeggen dat je bij de diafragma- of sluitertijd voorkeuze ook de controle hebt want je kunt namelijk de scherptediepte bepalen of via de sluitertijd de beweging controleren.

Er zijn twee belangrijke redenen:
- De lichtmeter van de camera is afhankelijk van de reflectie van het onderwerp en werkt alles naar middengrijs toe. De camera kan onmogelijk inschatten (zelfs met de meeste moderne systemen) wat het echte onderwerp is en of dit dan wel middengrijs (oftewel gemiddeld) is.
- Wanneer je de "P" stand of de automatische stand gebruikt met TTL flitsen waarbij de flitser de hoofdlichtbron is, zal de camera de sluitertijd aanpassen voor de correcte belichting, hierbij heb je dus geen controle over de registratie van het omgevingslicht.

Om een goed belichte opname te kunnen maken moet je de beperkingen van je (ingebouwde) lichtmeter kennen. Veel donker of veel lichte delen binnen de opname kunnen de lichtmeter erg in de war brengen. De lichtmeter wil namelijk alles wat gemeten wordt terugbrengen naar middengrijs. En jij als fotograaf wilt de lichte delen licht hebben en de donkere delen donker hebben in je eindresultaat.

Hoe meet je nu een goede belichting met je camera?
- controleer de belichting via de lichtmeter
- controleer je histogram
- controleer de "hoge lichten" waarschuwing (blinkies)
- bekijk de opname op je LCD scherm
- ervaring

Een vast recept voor een goede belichting kan niet worden gegeven, iedere situatie is anders dus voor iedere situatie is het een mix van bovenstaande technieken.

Omgevingslicht zonder flits

Waarom adviseer ik het gebruik van de "M" stand? Wanneer je buiten fotografeert, zal het licht niet veel/snel veranderen, wanneer je dus een goede belichting hebt vastgesteld zul je dus in de "M" stand meer consistente opnames krijgen
- ongeacht de compositie
- ongeacht in- uitzoomen
- ongeachte de reflecterende eigenschappen van je onderwerp
- ongeacht of je meer of minder lucht in beeld krijgt door groothoek of tele

Of je nu onder gelijkblijvende lichtomstandigheden, liggend of staand fotografeert, een groothoek of een tele stand gebruikt, een hoog of een laag standpunt gebruikt zal de belichting van iedere opname anders zijn tenzij je de camera in de "M" stand hebt staan.

Een consistent belichte serie opnames zorgt natuurlijk voor minder werk in de digitale workflow bij de beeldbewerking.

OK, dat was het lichtmeten bij omgevingslicht, nu gaan we over naar het gebruik van de reportageflitser. Het wordt dan een stukje complexer.

De flitser op Manual
Wanneer je de flitser(s) op een vaste positie t.o.v. je onderwerp hebt geplaatst hetzij lost van de camera of op de camera, kun je het beste de flitser in de manual stand aansturen. Ook dan krijg je weer een consistente serie opnames. Stel de flitskracht in, maak een testfoto en pas zonodig de flitskracht aan.

Flitsers op TTL of Auto
Maar als je de flitser op je camera hebt staan en je beweegt rondom je onderwerp, ben je beter af wanneer je een vorm van flitslichtmeting ter beschikking hebt. Je beste keuze is dan de TTL stand of de Auto stand van je flitsaansturing.
We lopen nu echter snel tegen een probleem aan. De flitslichtmeting is namelijk ook afhankelijk van het reflecterend vermogen en tonale waarden van je onderwerp. Ook nu weer zal je ingebouwde lichtmeter alle informatie proberen terug te brengen naar een gemiddelde waarde (middengrijs). Dit betekend dus dat je zowel in de Auto als in de TTL stand zelf moeten blijven corrigeren en dit dan door de functie flitscompensatie (hetzij via de functie van de camera of rechtstreeks op de flitser). Tenminste wanneer je flits je hoofd lichtbron is.

Wanneer je de flitser alleen als fill-flash gebruikt wil je een zo zacht mogelijk resultaat. De beste keuze is dan je flitser in de TTL stand en dan de flits belichtings compensatie flink omlaag te zetten. In deze situatie heeft het reflecterend vermogen weinig of geen invloed op de belichting.

Wanneer ik buiten mijn flitser gebruik als invulflits (fill flash) gebruik ik meestal een flits belichtingscompensatie van -1.3 / -1.7 voor een goed resultaat. Dit is uiteraard een uitgangspunt. Wanneer iemand in de schaduw staat en ik wil de persoon goed belichten tegen een door zonlicht belichte achtergrond zal ik waarschijnlijk een flits belichtingscompensatie van 0 gebruiken.

Kortom er zijn tips, handigheidjes en hulpmiddelen maar er is geen vast recept voor een goed belichte foto.

Je kunt wel goed voorbereid zijn!
Het is altijd een goed gebruik om te werken vanuit een vast uitgangspunt. Wanneer je het een gewoonte maakt om voor een bepaalde situatie vaste instellingen te gebruiken en van daaruit te gaan corrigeren. Dit helpt je snel tot een goede belichting te komen en zorgt voor een consistente workflow.

Wanneer ik bijvoorbeeld binnen (bijvoorbeeld een receptie) moet fotograferen met mijn reportageflitser als hoofd lichtbron gebruik ik de volgende instellingen als startpunt:
- ISO 800
- sluiter 1/40 (voor mee belichten omgevingslicht)
- Groot diafragma (klein getal) f2.8 of f3.5 of f4.0
- flitser op TTL
- flits belichtingscompensatie +.3

Dan een paar testopnames en bijsturen.

Wanneer ik van binnen naar buiten ga, verander ik de standaard waarden naar:
- ISO 200 (of zo laag mogelijk)
- sluiter 1/250 (mijn snelste flitssynchronisatie)
- diafragma gemiddeld f8.0 of f11.0

Het gebruik van de maximale sluitertijd voor flitssynchronisatie is belangrijk. Dit punt is een soort sweet spot. Bij deze sluitertijd krijg je de meeste power uit je flitser en dat is belangrijk wanneer je het onderwerp goed wilt belichten en voldoende kracht moet hebben om het krachtige zonlicht de baas te blijven.

Goede instellingen als uitgangspunt zorgen voor een snel en goed resultaat en een gestructureerde workflow. Met deze basisinstellingen ben je voorbereid voor iedere situatie.

Dat was het weer voor deze keer, de volgende keer weer meer over flitsen.

Groetjes

Peter





-